Den wel edelen heer Ch. Ledeganck, provincialen inspecteur voor het lager onderwys en lid van den Provincialen Raed van Oost-Vlaenderen wordt dit werk met verschuldigden eerbied opgedragen
Men beschouwe dit werkje geenzins als een gewrocht, dat door my oorspronkelyk opgesteld is; het bevindt zich, op weinige wyzigingen na, (...) in het Groote leerboek der aerdrykskunde, naer 't Hoogduitsch van J. G. F. Cannabich, het welk in 1834 door Jan J. F. Wap te Breda werd uitgegeven (I)
Men zie dit werk ook niet als nieuw of oorspronkelyk van ons vervaerdigd aen; de Aenleiding tot de Nederduitsche spraekkunst van N. Anslyn, N. Z. en de Handleiding tot den Nederlandschen styl door C. J. Beijer hebben ons ten grondslag gediend... (I)
De behoefte daeraen - eene handleiding tot den Vlaemschen styl - bragt ons dus op het denkbeeld van den heer Beijer zyne toestemming te verzoeken, om zyne in Holland zoo zeer gezochte Schets tot handleiding voor den Nederlandschen styl ten gebruike der Vlaemsche scholen met toegepaste oefeningen te veranderen en door den druk gemeen te maken (I)